Het moderne project onderhouden

Door Margaux, 5 juli 2024
Category
Author
Géry Leloutre

De moderne architectuur en de waarden die ze belichaamde onderhouden is geen gemakkelijke taak in Brussel. Het modernisme heeft een blijvende stempel gedrukt op de stad en leende zijn formele aspecten aan een gewelddadige transformatie die sinds het einde van de jaren 1960 wordt aangeduid met de term “verbrusseling”1. Gedurende het laatste kwart van de 20e eeuw lag de focus vooral op het “herstellen” van de “beschadigde” delen van de hoofdstad. De postmoderne beweging voor de “wederopbouw” van de traditionele stad, die vooral in Brussel opkwam2, probeerde de historische 19e-eeuwse bouwprofielen van de stad te herontdekken of zelfs na te apen. Sinds het begin van de jaren 2000 wordt deze culturele vorm van ostracisme overtroefd door het gebod van de energieprestatie, die de verregaande transformatie van de moderne architectuur legitimeert in naam van een nieuwe ecologische moderniteit, vaak zonder rekening te houden met de erfgoeddimensie ervan3. Welke plaats moet de moderne architectuur in de sociale huisvesting krijgen, binnen deze context? Hoe moeten we vandaag de dag naar deze gebouwen kijken en hun renovatie benaderen? Deze vragen hebben betrekking op de reikwijdte van architecturale interventie om dit type erfgoed te onderhouden en op een projectcultuur. 


 

 

Blocks
1 column
Original
Afbeelding
©Maud Faivre
Text

De term “onderhoud”  heeft een dubbele betekenis: enerzijds behoeden, verzorgen, anderzijds gesprek en dialoog. Deze twee dimensies zijn fundamenteel voor het werk van het team van architecten en stedenbouwkundigen van Karbon’. Het team werd gevormd op een moment dat de postmoderne beweging, die eind jaren 2000 in Brussel dominant was, begon af te nemen, met het idee dat de architectonische vorm een diepe culturele betekenis kon vinden, niet in een esthetisch discours, maar in een reflectie op de soberheid van de handeling van het bouwen. Dit betekent een langdurige relatie met de sociale en fysieke context wat betreft bouwtradities, een constante zorg voor de geschiedenis van het gebied, de bouwtechnieken, de herkomst en integriteit van materialen en tot slot de kwaliteit van de werkomstandigheden voor bouwers op de bouwplaats. Dit impliceert geduldig werken om de aanwezige bronnen - materieel, ruimtelijk, sociaal en historisch - te identificeren en te beschrijven. Architectuur wordt daarom gedefinieerd als het creëren van ruimte, met andere woorden, het meten en aanpassen van ruimte, ritme, oppervlakte, volume en het gebruik van deze bronnen. Precies in dat beschrijvingswerk ligt volgens ons de patrimonium- en culturele waarde van een realisatie. Beschrijven en weten betekenen ook “zich hechten aan”, in de zin zoals Thierry Bonnot4 het uitdrukt: betekenis geven aan iets zodat het een object wordt, een object waaraan een specifieke aandacht en intentie ten deel valt. De betekenis die het gebouw krijgt, wordt onthuld door de knoop van sociale relaties, bouwculturen en verhalen die inherent zijn aan de evolutie ervan.

 

Deze relatie met tijd is niet alleen retrospectief. Nadenken over het bouwen raakt aan de bredere kwestie van duurzaamheid. Duurzaamheid moet niet zozeer gezien worden als een zoektocht naar het beperken van de milieu-impact van het bouwwerk en de praktijken die een ruimte teweegbrengt, maar meer als een relatie met de tijd. Zoals de filosoof Pierre Caille5 suggereert, betekent denken over architectuur door het prisma van de tijd dat de productie wordt benaderd vanuit het idee van behoeden.

 

Dit sluit de lus tussen de twee betekenissen van het onderhoud. Deze vormen de rode draad van een reeks renovaties van moderne sociale woningbouw die de architecten van Karbon’ in de loop van tien jaar hebben mogen bestuderen en uitvoeren.

 

 

 

De geest van het project behouden. Een kritische benadering van de bestekken

 

Het onderhoud van het moderne project kan worden gezien als het behoud van de geest ervan. Modernistische architectuur heeft immers duidelijke ambities, gebaseerd op het idee van gelijke kwaliteit voor elke woning in een gebouw of wijk. Dit verklaart de vaak nogal dorre strengheid van het ontwerp en het radicaal seriële aspect van de gebouwen, die dezelfde huisvestingsmodule, hetzelfde kozijnformaat en hetzelfde balkondetail herhalen. In het geval van renovatieprojecten voor sociale woningen verloopt het onderhoud voornamelijk via een kritische lezing van het bestek voor de bestelling, vertaald in de wens om de bestaande structuur te optimaliseren met betrekking tot de uit te voeren verbouwingen, die over het algemeen voornamelijk betrekking hebben op thermische isolatie en de aanpassing van de woningen aan de huidige normen van de huisvestingscode.

De kwestie van de buurtkwaliteit staat centraal in het woonblok op de hoek van de Bosvoordelaan en de Ernottestraat. Het zes verdiepingen tellende gebouw met 59 appartementen werd in 1976 ontworpen door architect Michel Barbier. Het staat vrij in een park van appartementsgebouwen, net als vele andere waarvan het open karakter de ruimte van de Brusselse Groene Gordel heeft gevormd. Maar dit park is eigenlijk een dubbele illusie. Ten eerste is het kadastraal verdeeld over verschillende eigenaren en dus verschillende beheerders. Ten tweede is de belangrijkste kwaliteit van het woonblok, de kleine voetafdruk, slechts relatief, omdat het gebouwd is op één of meer niveaus van grotere ondergrondse parkeergarages. Hoewel de opdracht in 2020 betrekking had op een energiezuinige renovatie van het gebouw en een verdichting van de site, werd gekozen voor een benadering waarbij geen grond van het park werd gebruikt, maar enkel werd gebouwd op het oppervlak van de parkeergarage die groter was dan die van het woonblok. Het gebouw werd hierdoor voornamelijk breder, met de toevoeging van twee traveeën aan elke gevelmuur, terwijl de doorlopende balkons met glazen puien zijn vervangen door een lichte staalconstructie met afwisselend terras en woonuitbreiding die, net als in Tornooiveld, is gebouwd in CLT, houtskeletbouw met inblaasisolatie, volgens een ritme en esthetiek die voortborduurt op de elegante stalen trekijzers die vroeger de gevels sierden. Met nog een reeks kamers rond de technische ruimte op het dak, neemt het aantal woningen toe met zeven eenheden, maar vooral het feit dat deze ingreep heeft geleid tot de toename met een totaal van 51 kamers is opmerkelijk in een stedelijk gebied met een gebrek aan grote gezinswoningen. 

 

 

1 column
Original
Afbeelding
Photographie de la façade de l'immeuble Tilleul
Afbeelding
collage des façades dyptique
Text

De look behouden. Bouwen op wat er al is

Modernistische sociale woningbouw is een erfgoed dat nog te weinig erkend wordt voor zijn intrinsieke sociale en stedelijke kwaliteiten. Om deze kwaliteiten te behouden is een gedetailleerde analyse nodig van wat dit erfgoed te bieden heeft, een analyse die onbevooroordeeld moet worden uitgevoerd.

Met zijn 380 appartementen is de Grondels-toren in Anderlecht het grootste appartementsgebouw in het Brussels Gewest. De toren werd gebouwd in het kader van het vernieuwingsbeleid voor het stadsweefsel van Kuregem, dat de gemeente Anderlecht vanaf het einde van de jaren 1950 voerde. Net als de toren aan de Van Hoegaerdestraat in Koekelberg, was het de bedoeling dat hij deel zou uitmaken van een omvangrijk complex van grote woongebouwen rond het voormalige havenbekken van Biestebroeck. De specifieke, licht geplooide vorm komt overeen met de historische loop van de bedding van de Zenne, waarvan de slechte bodemkwaliteit moest worden vermeden. De unieke vrijstaande Grondelstoren is nu een belangrijk herkenningspunt in het grootstedelijke landschap, maar hij belichaamt ook alle kwalen van de modernistische sociale huisvesting: een concentratie van sociale problemen, krappe woningen in een buitenmaats gebouw, constructieproblemen met vroegtijdige veroudering en een architectuur die breekt met de omgeving en het stigma wordt van sociale kwetsbaarheid.

In werkelijkheid zijn de appartementen in de toren niet zo krap en de bewoners zijn er eerder tevreden mee, afgezien van de verouderde gevel en balkons, die al enkele jaren niet meer toegankelijk zijn. Oudere bewoners herinneren zich ook dat het wonen in deze toren in de jaren 1970 een bron van trots was en een echte verbetering van hun levenskwaliteit.

Dit is een complex project. Het doel is om een energie-efficiënte renovatie uit te voeren van een volledig bewoonde toren. De betonnen structuur met dunne wanden betekent dat nieuwe terrassen niet kunnen worden verankerd om ze op te hangen. Daarom moet er een nieuwe structuur worden gebouwd vanaf de lagere niveaus van de parkeergarage. Deze structuur is behandeld als een rasterwerk, waarbij de banden van de nieuwe terrassen zich afwisselend verankeren in de intrados en extrados van de pilasters, waarbij de speling afneemt met de verdiepingen tot ze op één lijn liggen met de daklijn. Deze zelfde banden verdikken met de hoogte en vormen op de bovenste verdiepingen een volledige balustrade. Dit dubbele grafische spel creëert een verschil in perceptie vanaf de voet van de toren, waar de architectuur een sterk, zeer open lijstwerkpatroon heeft, terwijl het zich van veraf, in het landschap, doet gelden als een eenvoudige, sterke vorm.

Het is een klinische benadering. Een enkel materiaal, zandkleurig architectonisch beton, dat dient als structuur én als afwerking voor alle oppervlakken, een progressieve montage die dient als steiger voor de progressieve gevelisolatie en de vervanging van de raamkozijnen voor het bestaande schrijnwerk dat dient als bouwplaatsscheiding. En wanneer de verdieping is afgewerkt, kunnen de oude ramen worden verwijderd en de woongedeelten worden bijgewerkt in amper drie halve dagen (één om te demonteren, één om te bekleden en één om te schilderen).

De gerenoveerde Grondelstoren, zowel een grootstedelijk oriëntatiepunt als een leefruimte met royale buitenruimte, heeft weer het progressief imago dat het uitstraalde toen het werd gebouwd. Maar het project roept ook de vraag op naar de omvang van de interventie voor een renovatie, de vraag naar wat het gebouw, dat er al staat, ons leert en hoe het betekenis geeft aan de daad van de verbouwing.

De renovatie van de Grondelstoren is weliswaar spectaculair, maar vooral een voortzetting van de zoektocht naar een minimalistische aanpak in hedendaagse interventies om het comfort van de woningen op te waarderen. Een minimale actie vanuit het oogpunt van compositiemethodologie, die van de zoektocht naar de beperkte ingreep om van architectonisch - de assemblage van bouwelementen - tot architectuur te komen.

 

1 column
Original
Afbeelding
Goujons - Photo de chantier de la phase 1 - Manutention d'un balcon
Text

 Het gebouw van het voormalige wooncomplex van de getrouwde rijkswachters, gelegen naast de voormalige rijkswachtkazerne in Elsene aan de Generaal Jacqueslaan, is een prachtig voorbeeld van het modern classicisme dat de overheid in de naoorlogse periode voorstond. De stenen gevel, met daarin een oorlogsmonument, sluit externe isolatie uit. Het project begint met een nauwkeurige inventarisatie van alles wat het gebouw zijn waarde geeft: de parketvloer, vensterbanken, radiatoren, raamkozijnen, keukenmeubilair en inbouwkasten. Deze “lichte” elementen van de afwerking blijven behouden of worden gerestaureerd of verplaatst naar andere delen van het gebouw, zoals de verlichtingsarmaturen, de keukentegels afkomstig van de badkamers, ... Het werk richtte zich vooral op een paar “harde” elementen, zoals de muren die de woonkamer scheidden van de hal en de keuken, en vooral de technische kokers. Daarnaast wordt ook het klimaat van de woningen aangepakt door de binnenplaats om te vormen tot een tuin, die ruimer wordt geïntegreerd wat betreft de behandeling van regenwater, terwijl de gevelmuren langs binnen worden geïsoleerd met panelen van geëxpandeerde kurk.

1 column
Original
Afbeelding
photo chantier démolitions
2 columns
Original
Afbeelding
photo réemploi cuisine
Afbeelding
photo réemploi carrelage
Text

Dit concept wordt perfect belichaamd in de renovatie van de Moderne Wijk van Victor Bourgeois in Sint-Agatha-Berchem. In overeenstemming met zijn adagium “blut zijn is de redding van de architectuur”, probeerde Victor Bourgeois een neutrale banale architectuur te ontwerpen, in termen van architectonische compositie en integratie in het stadslandschap. Wat heeft deze architectuur te bieden als we de weinige kenmerken wegnemen die haar een identiteit geven, zoals het schrijnwerk, de specifieke dikte van het dak of de sterk gestructureerde bepleistering op de gevel? Het doel was daarom om zoveel mogelijk gebruik te maken van de kenmerken van de gebouwen. Ten eerste door hun structuur te respecteren. Het gebruik van de kamers is herbekeken door de indeling een weinig te veranderen, het binnenschrijnwerk is hergebruikt en de vloeren zijn verhoogd, waardoor het mogelijk werd om technieken te installeren en de hoogte te verminderen van de borstweringen, die te hoog waren voor de hedendaagse eisen, zonder de ramen aan te passen.

Vervolgens bewees de studie van sintelbeton, dat in 1922 experimenteel werd gebruikt voor muren, dat de holle structuur zorgde voor licht isolerende eigenschappen. Door blokken hennep gemengd met kalk toe te voegen, kan een stevig, samenwerkend en ademend massief muurcomplex worden gemaakt. Deze techniek is het resultaat van langdurig onderzoek op meerdere bouwplaatsen, waardoor het geleidelijk mogelijk is geworden om materialen van biologische oorsprong te gebruiken in openbare opdrachten voor de renovatie van sociale woningen.

De renovatie van de Moderne Wijk zal vele jaren in beslag nemen. Het belang is dat we dan proefondervindelijk te werk kunnen gaan en opeenvolgende correcties kunnen doorvoeren, onze aanpak geleidelijk kunnen verfijnen en onze focus kunnen verscherpen op wat het gebouw en zijn ruimte te bieden hebben voor optimaal hedendaags comfort.

Deze empathische benadering maakt het mogelijk om de reikwijdte van een renovatie in vraag te stellen en de geldigheid ervan te meten in de zoektocht naar de optimale balans tussen prestaties en de investeringen die nodig zijn om deze te bereiken. De grijze energie van de bouwplaats wordt vaak onderschat in de totale prestatie van een gebouw.

1 column
Original
Afbeelding
Photo des bovenhuis de la cité moderne, le rénové à gauche, l'état existant à droite
Text

Het project behoeden.

De praktijk van het renovatieproject van modernistische sociale woningbouw heeft geleid tot een langetermijnbenadering, gezien als een onderzoeksproces, als een betekenisconstructie voor de handeling van verbouwen en bouwen, meer dan door het zoeken naar een houding voor een zogenaamd noodzakelijke esthetische herconfiguratie van de bestaande architectuur. De diversiteit van de ervaringen – van woninguitbreidingen tot eenvoudige verbeteringen van de bestaande structuur en werken aan de schil – maakt deel uit van een continuïteit in benadering, gebaseerd op een gedetailleerd begrip van de kenmerken van de gebouwen en vooral gericht op het nastreven en behouden van de geest van het moderne project, in zijn technische, esthetische, sociale en emancipatorische dimensies van de sociale huisvesting.

Ons doel hier was om een houding aan te tonen tegenover de paradox die de kwestie van renovatie van sociale woningen kenmerkt. Het duurzaamheidsdiscours heeft het begrip van geprogrammeerde degeneratie “duurzaam” – het woord wordt bewust gebruikt – gelegitimeerd: het wordt als vanzelfsprekend beschouwd – er is geen discussie over – dat we moeten verbouwen of zwaar renoveren op een “meer duurzame” manier. Deze geduldige open kijk, het behouden van nieuwsgierigheid naar het bestaande, ongeacht wat dat is, verschuift de focus van het werk van de architect: de ontwerper van nieuwe ruimtes om een vastgoedvoorraad aan te passen aan de eisen van de toekomst, krijgt een rol als behoeder van het gebouwde dat als erfgoed worden beschouwd. Deze verschuiving maakt deel uit van een beweging die bijzonder sterk is in Brussel, en bijdraagt aan haar uitstraling op de internationale architectuurscène, van de integratie van circulariteit en, breder, van het onderhouden van wat er al is, niet als een horizon, maar als een werkmethode, als een culturele basis voor het architectonisch ontwerp.

 

Text

[1] Gery Leloutre, « La Bruxellisation: Phénomène urbain autant que jalon historique », Septentrion 5, no 1 (2023): 74‑80.

[2] André Barey, Déclaration de Bruxelles (Bruxelles: Archives d’architecture Moderne, 1980).

[3] Julie Neuwels, L’architecture (durable) comme technologie de gouvernement : apports et détournements de la sociologie de l’action publique. CLARA Architecture/Recherche, 3, 63-72 (2015) 

[4] Thierry Bonnot, L’attachement aux choses, Le passé recomposé (Paris: CNRS, 2014).

[5] Pierre Caille, Durer. Eléments pour la transformation du système productif (Paris: Les Belles Lettres, 2020).

Thématiques